Voorstel collegiaal bestuur - inzegening van levensverbintenissen

Een aantal jaren geleden werd in de Synode een uitspraak gevraagd van de bisschoppen over het zegenen van relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht. In de jaren daarna werd het volgende traject gevolgd: 

  • rapport adhoc commissie 'Levensverbintenissen en sacrament van (in-)zegening', oktober 2002.
  • rapportage aan de Synode van de uitkomsten van de bespreking in de parochies van het rapport, november 2004.
  • nagekomen rapportages bespreking in de parochies, zomer 2005.
  • interne rapportage aan Collegiaal Bestuur door de ad hoc commissie Frede-Robinson, zomer 2006.

Op basis van dit overleg, het onderzoek en de reflectie die aldus in de kerk hebben plaatsgevonden, formuleert het Collegiaal Bestuur hieronder een globaal inzicht ten aanzien van de vraag van de sacramentele inzegening van persoonlijke levensverbintenissen van gedoopten. Aan het einde resulteert een en ander in een voorstel aan de synode.

1. Deelname aan de sacramenten in de kerk

De Oud-Katholieke Kerk van Nederland stelt geen bijzondere voorwaarden aan de seksuele leefwijze van gelovigen voor deelname aan de kernsacramenten van doop en eucharistie. Het geloof dat wordt verondersteld richt zich op de gehele mens, die in Christus wordt herboren tot een nieuwe schepping en door deel te hebben aan diens lichaam en bloed sterft aan de zonde en verrijst tot nieuw leven. De gehele leefwijze, inclusief de seksuele praktijk, getuigt naar het voorbeeld van Jezus Christus van geloof, hoop en liefde, in gehoorzaamheid aan Gods woord en ten dienst van de naaste. Voor deelname aan doop en eucharistie stelt de Oud-Katholieke Kerk daarom aan homoseksuelen geen principieel andere voorwaarden dan aan heteroseksuelen.
In onze kerk zijn homoseksuele gelovigen dus volwaardige kerkleden, met alle rechten en plichten daaraan verbonden.
Deze acceptatie kan niet anders betekenen dan dat de deelname aan alle andere sacramenten ook voor homoseksuelen open is. Met nadruk geldt dat voor de sacramenten die nauw met de beide kernsacramenten verbonden zijn, zoals  het heilig vormsel en het sacrament van boete en vergeving die met de doop zijn verbonden, en de ziekenzalving of het viaticum die met de eucharistie samenhangen. Ook kunnen we vaststellen dat met betrekking tot de toelating tot het kerkelijke ambt de seksuele geaardheid van een kandidaat in onze kerk geen beletsel is. De vraag naar de kerkelijke viering van een levensverbintenis van twee homoseksuele gedoopten, waarin deze verbintenis wordt gezegend en bevestigd, is in dit kader even logisch als terecht.

2. Levensverbintenissen van gedoopten

Als gedoopten met elkaar een levensverbintenis aangaan, stichten ze daarmee altijd een nieuw 'huishouden" ("oikos") binnen Gods huishouden. Immers waar twee of drie in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden (Mt. 18,20). Dus onafhankelijk van enige kerkelijke regel of bemoeienis, hebben we hier altijd te maken met een sacramentele realiteit, die voortvloeit uit het samenzijn van de gelovigen. Bij deze levensverbintenis gaat het met andere woorden altijd om de verdieping van het doopsel. Door het doopsel zien mensen de werkelijkheid in het licht van Gods aanwezigheid bij hen, met de vreugde en het verdriet die ze op hun pad vinden. Door het doopsel verplichten gelovigen zich tot de opbouw van het Koninkrijk van God. Door het doopsel delen de gelovigen in de vreugde, de vrede en de gerechtigheid van dat Rijk en in de solidariteit en het gebed van de (plaatselijke) kerk. 

3. De kerkelijke bemoeienis met het huwelijk

Het is in dit verband belangrijk om op te merken dat de kerk gedurende het gehele eerste millennium geen bijzondere tekenhandelingen voor de zegening van levensverbintenissen kende. Men ging uit van de huwelijksvormen zoals die in de plaatselijke culturen ontstaan waren, waarbij het huwelijksverbond door de gedoopten in principe werd ervaren als bijzondere band met God, Christus en de kerk en met de Heilige Geest. Daarbij lieten  ze zich inspireren door bekende bijbelpassages zoals Genesis 2:18-25; Marcus 10:1-12 (en parallelle plaatsen);  1 Korinthe 13; Hooglied; enz. Ook werden de adviezen wat dat betreft van Paulus (bv. Ef. 5:21-33) en Petrus (1 Petr. 3:1-7) mee in overweging genomen. Daarbij was het de regel dat een levensverbintenis van gedoopten een monogaam en levenslang karakter had tenzij er van overspel sprake was.

De kerkelijke bemoeienis met het huwelijk van gedoopten groeide vanaf de twaalfde eeuw toen de pastoor als getuige ging fungeren en het huwelijk geregistreerd werd in het doopregister. De oosterse kerken legden  de nadruk  op de epiclese over de gehuwden, dat is: de zegenbede onder aanroeping van de Heilige Geest. Bij de kerken uit het westen stond het sluiten van het contract door de huwenden centraal. Dit geschiedde in het midden van de geloofsgemeenschap met de pastoor als getuige en het werd definitief bezegeld in het huwelijksbed. De burgerlijke wetgeving die zich aan het einde van de 18de eeuw hierover ontwikkelde, beschouwde de kerk als een uitdrukking van de natuurlijke, gegeven orde.

Onze kerkelijke traditie kent van oudsher beide aspecten. In het formulier voor de inzegening van een huwelijk ligt de nadruk op het gebed om de zegen die de priester over de gehuwden uitspreekt. Tegelijk erkent de kerk hiermee het contract dat de huwenden voor de burgerlijke overheid hebben gesloten. Zij beschouwt het huwelijk als een exclusieve en levenslange relatie.

Het mag duidelijk zijn dat de kerk het vanuit haar eigen verantwoordelijkheid tot haar plicht rekent maatschappelijke ontwikkelingen kritisch te evalueren. Het uitspreken van een zegenbede over een realiteit die in het licht van het Rijk van God geen steek houdt is bijgevolg een zinloze bezigheid. Echter is een zegenbede die een werkelijkheid-naar-Gods'- hart bevestigt, meteen de explicitatie van de belofte en de hoop, de kracht en de inspiratie die erdoor gegenereerd worden.

4. De betekenis van een levensverbintenis

Voor de kerk is de vraag niet of gelovigen een zegen vragen over wat zij subjectief gezien als 'goed' ervaren, maar of er bij hun levensverbintenis sprake is van een werkelijkheid die hen overstijgt en waaraan ze zich dus ook kunnen toevertrouwen, kome wat komt.
De kernvraag is daarom die naar de betekenis van een levensverbintenis van gedoopten in het kader van de kerk dus en haar roeping in Zijn genade mee te werken aan de opbouw van het Rijk van God. Om het nog anders te zeggen: wat is de betekenis van het 'huis'die twee gedoopten stichten in het kader van Gods' Huis?  De seksuele leefwijze is daarbij niet van doorslaggevend belang. Indien we vast kunnen stellen dat de exclusieve en op levenslange trouw aangelegde levensverbintenissen van gedoopten bouwstenen zijn van Gods' Huis in deze wereld - en dat doen we -  dan betekent dat het uitspreken van een epicletische zegenbede over deze levensverbintenissen volkomen terecht is. Op grond van de doop van de betrokkenen moet het uitspreken van deze zegenbede tot de sacramentele tekenhandelingen gerekend worden.

5. Verschillende bewoordingen voor verschillende vormen van dezelfde zending

Daarbij ligt het voor de hand om verschillende levensverbintenissen ook verschillend te verwoorden en te benoemen. Daarbij staat de gelijkwaardigheid van de verschillende vormen buiten kijf en wordt positief ingegaan op het eigen karakter ervan.
Zoals geen enkele menselijke relatie in alles gelijk is aan willekeurig welke andere, zo verschilt ook de relatie van een man en een vrouw van die van twee mannen of twee vrouwen.  Zowel de verabsolutering van het biologische geslacht als de mogelijke verabsolutering van de totale onafhankelijkheid van de biologische gegevenheid doet afbreuk aan de genuanceerde wijze waarop deze realiteit functioneert op het persoonlijke en het relationele vlak. Tot diezelfde categorie van relatieve verschillen behoort het al dan niet bestaan van de openheid om samen nieuw leven voort te brengen. Dat die mogelijkheid - ten dele - een eigen karakter aan een relatie geeft, blijkt uit het feit dat het ontbreken ervan, zowel in hetero- als homoseksuele relaties, als een pijnlijk gemis kan worden ervaren. Er is met andere woorden nog een verschil tussen een biologische vruchtbaarheid en een meer algemene zonder dat daarmee echter van een absolute voorrang van het ene op het andere zou kunnen gesproken worden.

6. De OKK en andere kerken

De bijzondere traditie van de Oud-Katholieke Kerk en haar unieke positie temidden van andere kerken in Nederland, in de Unie van Utrecht en in de oecumene, brengen met zich mee dat haar standpunt ten aanzien van de inzegening van levensverbintenissen van homoseksuele gelovigen belangrijke consequenties kan hebben. Zonder afbreuk te willen doen aan de posities die andere kerken ten aanzien hiervan hebben ingenomen, willen wij vanuit onze gewetensvolle geloofshouding als navolgers van Jezus Christus en met het oog op Gods Koninkrijk in deze wereld tot een verantwoord standpunt komen. Dit standpunt is niet bedoeld als het laatste woord in deze complexe en alle gelovigen ten diepste rakende materie, maar eerder bedoeld als een bijdrage aan de voortgaande discussie.

7. Het voorstel aan de synode

Gezien het voorgaande erkent het Collegiaal Bestuur de exclusieve en op levenslange trouw aangelegde levensverbintenis van homoseksuele gedoopten als een bijdrage aan de zending van de kerk.
Het Collegiaal Bestuur verzoekt de Commissie voor de Liturgie een formulier voor de inzegening van deze vorm van levensverbintenis te ontwerpen dat recht doet aan het sacramentele karakter dat deze verbintenis krachtens de doop heeft.

Het Collegiaal Bestuur
oktober 2006